Grote verschillen tussen uitslagen van intelligentietests
Hoogbegaafdheid is meer dan een hoge intelligentie, daar is iedereen wel van overtuigd. Maar voor toelating – of niet – tot voorzieningen voor hoogbegaafde leerlingen wordt wel degelijk goed gekeken naar de score op een IQ-test. Sommige voltijds-hb-klassen hanteren de 130-puntengrens behoorlijk strikt. Met 125 kom je niet snel binnen. De ontdekking die Judith Kertai deed tijdens haar diepgravende masteronderzoek voor de studie orthopedagogiek, roept grote vraagtekens op over dit toelatingsbeleid – en over de bruikbaarheid van intelligentietesten voor (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen. Wat blijkt: de RAKIT-2 ziet een kind (veel) eerder als hoogbegaafd dan de WISC-V.
Onderzoek bij vermoedelijk meer- en hoogbegaafde kinderen; dat was het thema van de masterstage van Judith Kertai. Die stage liep zij bij Geke Maes, orthopedagoog en gespecialiseerd in dit soort onderzoek. Voor de
intelligentie-component zet Geke de in Nederland meestgebruikte IQ-testen in: de (Nederlandstalige versie van de) WISC-V (spreek uit: WISC-5) en de RAKIT-2. Judith: ‘Geke uitte geregeld haar zorgen over de uitslagen van beide testen. Bij de RAKIT-2 kwam er opvallend vaak de maximumscore 145 uit. Dat is vreemd, want een IQ van 145 wordt gekarakteriseerd als ‘extreem hoogbegaafd’ en zou voorkomen bij minder dan 1 op de 1000 mensen.
Nou komen in Gekes praktijk kinderen bij wie hoogbegaafdheid wordt vermoed, dus het is niet gek dat ze die score wat vaker krijgt. Maar zelfs met die slag om de arm kwam het veel vaker voor dan je zou verwachten. Die hoge RAKIT-score kwam niet altijd overeen met haar beeld van het betreffende kind. Bij de WISC-V was de afwijking andersom:
kinderen die Geke ‘typisch hoogbegaafd’ leken, bij wie ze een IQ-score van 130 of meer zou verwachten, scoorden vaak maar 120-125.’